SPIRITUELE ZOEKTOCHT

De ziel/Godsvonk


PROLOOG

Lang geleden, vele eeuwigheden alvorens de tijd werd gemeten, de grote prachtige energie laten wij die "God" noemen, bewoog. De kracht van God ademde en verzond enorme vonken vanuit zijn bewustzijn dat in de ruimte explodeerde. En zo, begon dit heelal. De eerste en sterkste vonken van energie waren de aartsengels en de beschermers. Enkele kleinere vonken werden aangetrokken om in de rijke verscheidenheid van de levensvormen in de vele melkwegen, zonnestelsels en de planeten te onderzoeken en te wonen die beschikbaar waren voor hen in de uitgestrektheid van verwezenlijking (creatie). Op de uiterste rand van de Galactische Melkweg, werd een uiterst kleine, zeer speciale planeet gekozen voor een uniek experiment, iets dat nog nooit eerder was geprobeerd; een experiment van mede-verwezenlijking (co-creatie), liefde en totale vrije wil.
Het mensdom zou heerschappij hebben over de gehele Aarde: de dieren op het land; de vogels in de lucht; en de vissen en schepselen van de zeeën en oceanen. Zij die werden verkozen om een deel van dit experiment te zijn zouden binnen hun hersenenstructuur grote geestelijke mogelijkheden opgeslagen hebben en binnen hun hart/ziel een sterke, liefdevolle emotionele aard. Deze mooie Wezens van Licht zouden een fysieke vorm creëren om de materiële wereld te ervaren als mede-scheppers met God en een paradijswereld te bouwen op een planeet genaamd, de Aarde.
Het was een mooi schitterend gebied met frisse zachte winden die over de oppervlakte blies om het land en zijn inwoners te koelen en te verfrissen. Het had grote oceanen en kleine glasheldere meren, snel bewegende ruwe rivieren en langzame kronkelende stromingen. Er waren reusachtige steile bergpieken, bergen overdwars gekronkeld over het land, en een eeuwigdurende verscheidenheid en een schaduw van groen gebladerte, met bloemen in briljante kleuren en een massa vormen die het oog tevreden stelde. Er waren grote en kleine vissen die in de stromen, de meren en de oceanen zwemden, gevarieerd en overvloedig als bloesems in de velden. De gevederde vogels getoond met zo scherpe en gewaagde tinten dat het leek dat zij concurreerde met de bloemen. Zij waren gepluimd en glad, van een dergelijke verscheidenheid voorbij de verbeelding, en met het groene gebladerte als een achtergrond, leidde het tot uitstekende plonsen van kleur. En er waren de dieren, prachtige dieren die door de schepper engelen werden ontworpen en gevormd, de grootste kunstenaars in het heelal, van een blauwdruk die hen door God werd gegeven.
Dit paradijs ving de aandacht van een groot aantal van deze vonken (zielen), en toen zij hoorden wat het experiment ongeveer moest zijn, wilden zij een deel van dit gedurfde plan zijn. Sommigen verkozen om in de dimensies boven de sferen te blijven en de Beschermers van de Aarde te worden. Terwijl anderen een fascinatie en een trekkracht naar het materiële koninkrijk voelden; zij wensten om al de wonderen te ervaren van deze vaste, fysieke wereld.
Dit is het verhaal van één kleine vonk van de Gods Kracht en zijn reis en evolutie door tijd en ruimte.

IN HET BEGIN

De vonk zwierf boven de Aarde af en zag dat het prachtig was, maar de jonge ziel was niet helemaal zeker of het in de dimensie boven wilde blijven of zich aansluiten bij hen die de wereld bewoonden. Vonk 's bewustzijn verrukte in de kleuren en de stevigheid van het land, de zachte winden en de verleidelijke geuren en de geluiden. Hij werd verrukt door de vrijheid van zuivere geest zijn, maar tegelijkertijd ook gefascineerd door de uniciteit en de onbeperkte mogelijkheden van het materiële koninkrijk. De vonk werd zeer moedig en zijn nieuwsgierigheid nam uiteindelijk de bovenhand, zodat hij voorzichtig zijn bewustzijn in het lichaam van een speelse dolfijn zetelde. De kleine geest maakte bokken sprongen met de andere dolfijnen, afromend over het water, dat door de golven en hoog in de lucht in zuivere vreugde sprong, genoot van het gevoel van het koele water op zijn gladde lichaam en zich bij de complexe taal van deze wonderbaarlijke schepselen verwonderde. Maar al spoedig raakte Vonk vermoeid van dit speelse bestaan en wilde meer ervaren.
Daarna stemde Vonk zich af met de levenskracht van een gigantische eiken boom en voelde de stevigheid van zijn takken dat naar de hemel reikte en voeding uit de grond en de zon trokken. Een briljant gekleurde vogel met intelligente ogen en een lange gebogen bek rustte in de takken van de boom; en Vonk sloot zich aan bij de vogel in zijn stijgende vlucht boven de Aarde en proefde de prachtige nectar waar het zich mee voedde. Maar ook dit, was niet genoeg; De vonk ontdekte dat er veel meer was. Vele eeuwigheden later, merkte Vonk enige ongebruikelijke wezens op in een weelderige vreedzame tuin. Deze schepselen hadden een gladde huid en rechte ledematen. Hun lange, zijdeachtige haar stroomde langs hun ruggen en waaide in de wind. Zij bewogen zich in paren; gewoonlijk was één een beetje groter dan andere, en liep vaak met hun armen in elkaar gestrengeld (niet werkelijk een mannetje, maar androgeen), afscheidend grote golven van liefdevolle energie. Zij liepen op twee voeten en werkten met hun handen, en gebruikte deze om vele nuttige en prachtige dingen te bouwen. Zij spraken, en anderen van hun soort begrepen hen. Deze mensen waren wonderbaarlijke heerlijk en plezierig om naar te kijken.
Ah, dacht Vonk, deze wezens kunnen me zeker helpen om over deze wereld te leren, en zo voegde hij zijn geest met het mensdom samen. Dit was echt een grote ervaring en hij treuzelde en treuzelde, tot hij zijn geest niet meer uit zichzelf kon terugtrekken. De vonk werd opgesloten in het fysieke lichaam tot de tijd kwam dat hij definitief zijn levensduur op Aarde had vervuld. En toen, hij zijn laatste adem nam, werd zijn Eeuwige Vonk weer vrijgegeven terug in de astrale dimensie rondom de Aarde, vanwaar het kwam.
De vonk werd langzaam bewust van zijn omgeving op het astrale gebied. Wat een ongebruikelijke mooie en rustige plaats was het. Op een bank op een korte afstand zat een oude man met wit haar dat gloeide als een halo. De bank was gesitueerd onder de meest prachtigste denkbare boom, zijn takken vormden een dikke luifel als de zon haar briljantste stralen filtreerden door zijn takken, die als goud flikkerden. Een overvloed bladeren fonkelden als veelkleurige gemmen die het licht afbraken, als gegoten gekleurde prisma’s op de grond.
De oude man duidde Vonk aan om naast hem te zitten, en zei tot hem, "Ik ben uw Beschermer en u bent de negenhonderd en vier en negentigste Vonk in mijn zorg, maar ik zal u 'Kleine Vonk' noemen omdat u zo jong bent en uw vlam van bewustzijn nog vrij klein is. Nu vertel me, wat heeft u geleerd in al uw reizen, Kleine Vonk?".
Vonk dacht voor een ogenblik na en antwoordde toen, "Ik leerde dat er een geest en leven aanwezig is in alle schepselen en voorwerpen, meer in sommige en minder in anderen. Hun gedachten en manieren van het leven zijn individueel en gevarieerd, maar allen zijn goed. Ik vond toen ik met het mensdom was dat ik vergat vanwaar ik kwam en beperkt voelde, het gevoel verloren was van het deel uitmaken van het heelal en de Kracht van God. Ik voelde me de meeste tijd afzonderlijk en alleen. Ik keek tegen anderen aan van mijn soort voor liefde en vervulling, maar vond het niet altijd. Het was prachtig en vreemd, pijnlijk en verrukkelijk."
"Leerde u alles wat er was in het Aardse voertuig?" vroeg de Beschermer.
"Oh, nee!" riep Vonk. "Er is zo veel meer te ervaren. Ik denk dat ik net begonnen ben de lessen van de materiële wereld te leren."
"Wenst u dan om terug te keren naar de Aarde tot u alles heeft ervaren en de ware betekenis van het leven in het fysieke voertuig heeft geleerd?"
"Ja, heel graag, Beschermer, als dat de snelste manier voor me is om in wijsheid te groeien en net zo briljant en schijnend te worden als u."
"U hebt de juiste keus gemaakt, Kleine Vonk. Zo zij het."